- Nieuws
- Welkom
- Het Woud
-
Ambachten
- Alchemist
- Ambachtelijk St. Thomas Gilde >
- Bandweven >
- Bier brouwen
- Bode >
- Bontwerker >
- Boog maken
- Borduurwerk >
- Bourrelet maken
- Breien >
- Couvre-chef maken
- Drievingerwant
- Geneeskruiden
- Hoeden maken >
- Hout bewerken >
- Juwelier >
- Kaartweven
- Koperslager >
- Lantaarnmaker
- Leerwerk >
- losse mouwen
- Maliënmaker
- Mandenmaker
- Marktkooplui
- Ondergoed
- Pottenbakker >
- Riemensnijder
- Schilder
- Schoenmaker >
- Schrijver
- Tekenaar met zilverstift
- Tenten maken
- Torenblazer
- Trippenmaker
- Tuigenmaker >
- Wapensmid >
- Weven
- Wol verven
- Ark van Noach
-
Erfgoedbreed
- Aaltense Goor
- Achterhoekse vlag
- Buitenmuseum Lochem
- Cruydthof Ammersoyen
- Emilie und Hans Stratmans Stiftung
- Ere wie ere toekomt
- Heggenvlechters
- Heroïsche heilige
- Icoonlandschap 4
- Klooster Sibculo
- Kracht van kronieken
- Kroonluchter top 100
- Kruidentuin Stein
- Middeleeuwen in scherven
- Nijenbeek kasteelruïne
- Paradijstuin
- Roots of the Queen
- Stad Staverden
- De Hoge Berg, Texel
- De rode ridder
- De eenhoorn achterna
- Wapenkamer Ammersoyen
- Wapentableau
- Erepodium Maelwael
- Evenementenarchief
- Gouda 750 jaar Stad
- Getijdenboek
- Hertog Willem
- Historie van Gelre
-
Maelwael Lymborch
- Beeldtaal
- Crécy 1346
- Cryptisch schrift >
- Driekoningen
- Gebarentaal
- Gebr.van Lymborch
- Grassi's schetsboek
- Gulzigheid
- Handschoenen
- Hernoemd tot Van Lymborch
- Kindermoord
- Koudste maand
- Maand van Mars
- 1 Mei - lenterit
- Muzikaal onthaal
- Nieuwjaarsdag
- Nijmegen ca. 1400
- Paard en mens
- Pelgrimskruik
- Profiel-portretten
- Sergent d'armes.
- sprekende kleuren
- Steenbok
- toernooischild
- Valkenjacht vlnr
- Veelzijdige paarden
- Wanten
-
Maria van Gelre
- Jaarboek Kostuum 2019
- Biografie Marie d'Harcourt
- Ceintuur geborduurd
- Bruidsschat op de pof
- Eelt op je knieën
- Eerste Kerstdag
- Engelen bij Maria
- Gebedenboek Maria van Gelre
- Hand van de meester
- Hermelijn
- Hofmakerij in Gelre
- Hortus conclusus
- Houppelande
- Houppelande ontleed
- Imitatio Mariae
- Mariabeeld Renkum >
- Maria van Gelre on tour >
- Maria van Gelre's ceintuur
- Maria van Gelre's kerkschat
- Maria van Gelre's gordel
- Onder de loep nemen
- Paard en tuig
- Parel symboliek
- Pluim op je hoed
- Reinald IV
- Riem onder het hart
- Rozet van parels
- Ten voeten uit
- Zo blank als sneeuw
- Media
-
Onderzoek
- bellenville ook gelders
- Charles d'Orléans >
- DNA & eiwit research
- DNA / eiwit research 2
- Donor onbekend
- Elburg ideaalstad
- Festina lente
- Gouden zegel Karel IV
- Handgebaar
- Het Middeleeuwse Banket
- honi soit qui mal y pense
- In amazonezit
- Kroniek van Froissart
- Laudate
- Maria van Brabant
- Meisje met de parel
- Herder met hoorn
- Midwinterhoorn
- Sint Nicolaas
- Stekeligheden
- Vlindermadonna van dichtbij
- Vorstelijke bontmuts
- Vroom keramiek
- Wat een kers niet vermag
- Personages
- Projecten 2005-22
-
Publicaties
- Catalogus 'Ik, Maria van Gelre'
- Edelman Bedelman
- De gebroeders Van Limburg
- Guillaume Machaut
- Grondleggers schilderkunst
- De hand van de meester
- Jaarboek 2023
- Jaarboek Gelre CXI
- Kastelen in Gelderland
- Maelwael Van Lymborch
- The making of... Magazine 600
- Maria van Gelre 1380-1429
- Middeleeuws koken >
- Negen Besten
- Op reis en aan tafel met Katherina van Kleef 1417
- Stoute schoenen
- Het verleden op je bord
- Het Woud der Verwachting
- Ridders van Gelre >
- Symbolen van Gelre
- Valkenjacht
- Voor het noenmaal..
- Donateur worden
- Contact
- Nieuwsbrief
Het Middeleeuwse Banket
Johanna Maria van Winter
Van de redactie
Tien jaar geleden is de re-enactment groep Het Woud der Verwachting opgericht. Vanaf het begin zijn adviseurs betrokken bij de organisatie en de keuzes die de groep maakte. Bij de start was niet voorzien dat via het deelnemen aan De Blijde Inkomste in Nijmegen, de groep zou gaan kamperen in replica tenten in het Valkhofpark, laat staan een eigen keukenploeg zou vormen, die op vuurtafels middeleeuwse maaltijden zou gaan bereiden. Nu mag de groep al voor het derde jaar op rij kasteel Ammersoyen tijdens Pinksteren komen bewonen alsof daar de tijd heeft stilgestaan. Achteraf lijkt het vanzelfsprekend maar de initiatiefnemers zelf zijn stomverbaasd dat zich dit zo mooi heeft kunnen ontwikkelen. |
Vanaf het prille begin was prof. dr. jkvr. J.M. (Marietje) van Winter als adviseur bij Het Woud der Verwachting actief betrokken en tot ons grote genoegen is zij dat nog steeds!
Zij is in brede kring bekend om haar middeleeuwse kookboek
Van soeter cokene. recepten uit de oudheid en de middeleeuwen.
Met genoegen publiceren wij bijgaand artikel van haar hand,
vertaald uit het Engels, eerder in 2014 verschenen.
Zie voor de bibliografische gegevens de voetnoot aan het slot van
deze bijdrage.
Inleiding
Wat betekende het middeleeuwse woord Banket? Tegenwoordig betekent het, althans in het Nederlands, alles wat de bakker bakt behalve brood zoals taartjes en gebak, of een groots opgezet feestmaal. Wij beseffen niet meer dat banket in die tweede betekenis eigenlijk een pars pro toto is, een deel van een feestmaal, dat in de ogen van de disgenoten kennelijk zo belangrijk was dat het zijn naam heeft gegeven aan het hele diner. Het betekende letterlijk een bankje of houten tafel, kleiner dan maar vergelijkbaar met de visbanken op de markt. Bij middeleeuwse feesten werd zo’n tafel gewoonlijk in een andere ruimte dan de eetzaal opgesteld, zodat de kok er in alle rust een verscheidenheid aan klaargemaakte gerechten op kon uitstallen, terwijl de gasten elders bediend werden. Daarna konden zij er zich zelf al lopend van bedienen. In de eetzaal zaten de gasten aan gedekte tafels op schragen en werden per gang bediend door personeel dat zich tussen de tafels en de zitbanken door bewoog met de warme schotels en het vlees sneed en aan de gasten serveerde. De schotels stonden niet op tafel maar werden aangeboden door bedienden die rondgingen; vandaar de naam gangen voor de verschillende onderdelen van het diner. Bij het banket daarentegen liepen de gasten rond en bedienden zichzelf, terwijl het voedsel op tafel stond zoals bij een koud buffet. De hapjes waren al verdeeld in porties, zodat er geen voorsnijder meer nodig was. In de zestiende eeuw, het hoogtepunt van het banket in deze betekenis, bestond het uit pasteitjes, taartjes en wafels, zoetigheden, gedroogde vruchten, confituren, noten, rijstebrij, koud vlees en vis in aspic, gebakken appelen en kweeperen en ook rauwkost salades.[1] In de maaltijd-ordonnantie van de Johannieters in Haarlem van 1571 werd bij voorbeeld voorgeschreven dat er bij het bezoek van de burgemeesters twee gangen en een banket moesten worden geserveerd, waarbij het banket moest bestaan uit vier schotels met vis in aspic, vier schotels met hazelnoten, vier met pannenkoeken en wafels, vier met gebakken appelen, vier met een salade van veldsla of rode kool, vijf schotels met zoetigheden, drie met dikke rijstebrij, vier met koekjes met een gat, en vier met walnoten.[2] Als het seizoen gunstig was, moest dit banket niet in de eetzaal plaatsvinden maar in het tuinhuis.[3] |
De bovenstaande minatuur waar de everzwijnskop wordt aangedragen komt uit ms BNF fr 9140 Le livre des propriétés des choses, een Franse vertaling van Bartholomeus Anglicus De proprietatibus rerum. De minatuur staat op f.112r bij het hoofdstuk over voeding die men moet eten (L.6 C.20).
Het hele manuscript is hier online in te zien Deze informatie danken wij aan Christianne Muusers. 1] C. Anne Wilson (ed.), `Banquetting Stuffe’. The fare and social background of the Tudor and Stuart Banquet. Edinburgh 1991, Edinburgh University Press (Papers from the first Leeds Symposium on Food History and Traditions, April 1986).
[2] Gemeentearchief Haarlem, Kloosterarchieven 178-2, folio 33 verso, 1e kolom; F.Allan, Geschiedenis en beschrijving van Haarlem, II, Haarlem 1877, pp. 317 – 321, hier p. 317. Zie ook Johanna Maria van Winter, `The Low Countries in the Fifteenth and Sixteenth Centuries’, in: Melitta Weiss Adamson (ed.), Regional Cuisines of Medieval Europe: A Book of Essays, New York – London (Routledge) 2002, pp. 197 -214; herdrukt in Johanna Maria van Winter, Spices and Comfits, Collected Papers on Medieval Food, Totnes (Prospect Books) 2007, pp. 125 – 146; menu’s pp. 134 – 146. [3] GA Haarlem, folio 34 recto, 1e kolom; Spices and Comfits, pp. 135 – 136. |
Het banket in deze betekenis was ouder dan de zestiende eeuw, maar ik dacht altijd dat het aan het eind van de vijftiende eeuw was begonnen als een nachtelijke maaltijd aan het Franse hof, genoten na het souper. Er bestaat een toneelstuk van omstreeks 1480, geschreven door een hoge ambtenaar aan de hoven van Lodewijk XI, Karel VIII en Lodewijk XII, gedrukt in 1507 onder de titel La condamnation de Banquet
(= De veroordeling van Banket), waarin de verschillende maaltijden van de dag zoals Diner, Souper en Banket optreden als allegorische personages. Souper en Banket worden voor het gerechtshof beschuldigd wegens bedreiging van de gezondheid van argeloze bezoekers. Tenslotte wordt Souper vrijgesproken met de waarschuwing om niet binnen zes uur na Diner te verschijnen, maar Banket wordt ter dood veroordeeld.[4] Hier krijgt Banket niet de rol van de laatste gang van een feestmaal, maar van een nachtelijke en op zichzelf staande uitspatting met een eigen ruimte, waar dienaren beginnen de tafel in gereedheid te brengen door er de kop van een everzwijn met slagtanden op te plaatsen.[5] Ik dacht daarom deze zelfstandige avondmaaltijd voor de oorsprong van het banket te moeten houden, een maaltijd die later werd verschoven naar de middag aan het eind van een diner. Maar toen ontdekte ik een aantal Hollandse menu’s van een bruiloftsfeest in 1369, waarbij het banket diende als afsluiting van een feestmaal. De viering duurde drie dagen en elke dag werd er een uitgebreid diner geserveerd.[6] Op de eerste dag bestond het uit drie gangen en een banket, op de tweede dag uit vier gangen en een banket en op de derde dag uit vijf gangen en een banket. De rekeningen van de provisie, die gelukkig zijn bewaard, vermelden drie koppen van everzwijnen, één voor elke dag. Dit was ik nog niet in oudere teksten tegengekomen, maar ik waag het erop dat ze wel bestaan, in Holland zowel als elders. Overal waar je in de rekeningen van de provisie zwijnskoppen aantreft, mag je vermoeden dat ze ofwel zijn gebruikt voor de entremets tussen de gangen,[7] of voor een banket na afloop daarvan. Mijn conclusie is dan ook dat de ontwikkeling van het banket precies in omgekeerde volgorde is verlopen dan ik eerst had verondersteld. Verschillende menu’s in de gedrukte uitgave van de Viandier van Taillevent uit de tweede helft van de vijftiende eeuw zijn bedoeld voor een banket als zelfstandig avondfeest.[8] Die maaltijden zijn geclassificeerd als banket en bestaan uit vier of vijf schalen na elkaar. Bij een diner zouden we het gangen noemen, maar hier wordt niet gegaan door bedienend personeel maar door de gasten zelf. |
De bovenstaande miniatuur is eveneens uit Le livre des propriétés des choses, ms BNF fr 9140, ditmaal uit L.6, C.24, f.116r. Hier lees je een Engelse vertaling uit de zestiende eeuw van het betreffende hoofdstuk. De maaltijd, die als Souper is gepresenteerd, wordt in al zijn facetten beschreven. Er staat bij dat men aanzit.
Deze informatie danken wij aan Christianne Muusers. [4] Nicolas de la Chesnaye, La Condemnation de Banquet, édition critique par Jelle Koopmans et Paul Verhuyck, Genève (Librairie Droz) 1991.
[5] Ibidem, p. 138, verzen 1029 – 1030: “La hure de sanglier notable/ Sera au milieu de la table.” [6] Den Haag, Nationaal Archief (vroeger: Algemeen Rijksarchief), Archief Graven van Holland, inventaris nr. 1227- II, fol. 92 recto en verso (provisies), 93 recto (menu’s). Zie ook Johanna Maria van Winter, `A Wedding Party at the Court of Holland in 1369’, in: Patricia Lysaght (ed.), Food and Celebration. From Fasting to Feasting. Ljubljana 2002 (ZRC Publishing) pp. 265 -275; herdrukt in Spices and Comfits, pp. 303 – 317; en A. Janse en J.M. van Winter, `Een bruiloftsmaal aan het Hollandse Hof in 1369’, in: Jaarboek voor Middeleeuwse Geschiedenis 3 (2000), pp. 163 – 195; volledige tekst van de provisies en menu’s: pp. 187 – 192. [7] Vuurspuwende kop van een wild zwijn als `entermets’ genaamd `chastel d’Amours’, beschreven door Maistre Chiquart, chef-kok van hertog Amadeus VII van Savoie, in zijn kookboek Du fait de cuisine, ed. Terence Scully in Vallesia, Bulletin annuel de la Bibliothèque et des Archives cantonales du Valais, des Musées de Valère et de la Majorie, XI (1985) pp. 101 – 231, speciaal pp. 145 – 148. Op pp. 140 -141 worden `hures de senglier’ (koppen van wilde zwijnen) voor `entremets’, beschreven met de techniek om ze te vergulden en vuur te laten spuwen. [8] Le Viandier de Taillevent, publié par Jerôme Pichon et Georges Vicaire, nouvelle édition par Sylvie Martinet, Genève Slatkine Reprints 1967, pp.197-199. |
Elke schaal bevat zelf diverse gerechten. Zo omvat het Banquet de Monseigneur de la Marche als eerste schaal een vinaigrette of rauwkost salade, een cretonnée de l'art (lams-
of kalfsvlees gebakken in reuzel met gestampte erwten of bonen, eidooiers en specerijen), een stoofpot met kaneel, en wildbraad met kruidnagel. De tweede schaal geeft pauwen, zwanen, reigers, konijnen met een gepeperde saus, en patrijzen met suiker. De derde schaal bevat gevulde kapoenen met room, duivenpastei en kalfsvlees. Als vierde schaal krijgen we adelaars, peren in gekruide zoete wijn, vergulde plakjes zoete koek, gelei en sterkers. De vijfde en laatste schaal bestaat uit room, amandelen, noten, peren en zoetigheden. Het zou niemand verbazen als de gasten na afloop aan indigestie leden. Tegen die tijd had het banket dus de status van een zelfstandige maaltijd bereikt, waarbij de gasten echter niet aan tafel werden bediend maar rondliepen en naar eigen smaak hapklare gerechten van de tafel pakten. |
Bruiloft te Kana (detail), waarop bedienden schotels naar binnen dragen met een zwijnshoofd en een zwaan, olieverf op eikenhouten paneel, 16de eeuw, anoniem schilder naar een origineel van Jheronimus Bosch. Collectie Huis Bergh te 's-Heerenberg.
|
'Les voeux du faisan'. Philips de Goede en Isabella van Bourbon aanwezig op een banket gegeven in 1454 door Madame d'Estampes in het kasteel de Rihour te Rijssel ter gelegenheid van hun plechtige eedaflegging om een kruistocht te maken om het Heilige Land te heroveren. Rechts een gedekte tafel, op de achtergrond twee muzikanten. De genodigden dragen brandende toortsen. Late kopie (16de eeuw) naar een onbekend origineel, Rijksmuseum SK-A-4212.
Portret of Philips de Goede (1396-1467), Hertog van Bourgondië uit het Huis Valois. Hij is in zwart gekleed, draagt een bourrelet met liripipe op het hoofd, de keten van vuurslagen afwisselend met de letter B van Bourgondië. Daaraan hangt het teken van de Orde het Gulden Vlies, door hem gesticht. Dit schilderij is een kopie naar het origineel van Rogier van der Weyden, dat verloren is gegaan. De originele werktekening is bewaard gebleven.
Na dit te hebben vastgesteld, wil ik de aandacht nu richten op het feest dat Filips de Goede, hertog van Bourgondië op 17 februari 1454 aanrichtte in Rijssel. Dit was een banket in de boven beschreven zin en werd dan ook het Banquet des Voeux du Faisan genoemd, het Banket van de Geloften van de Fazant, in het meervoud, want niet alleen de hertog legde er een gelofte af, maar zijn hovelingen volgden hem daarin. Tijdens dit feest beloofde de hertog om de stad Constantinopel te bevrijden, die in 1453 in handen van de Turkse moslims was gevallen. Hij legde die eed af op een edele vogel, in dit geval een fazant.
Zowel de eigentijdse kroniekschrijvers als moderne historici hebben veel aandacht besteed aan de symboliek van de vele staande en bewegende zetstukken die op de tafels stonden en de toneelstukjes die in de open ruimte van de zaal werden opgevoerd,[9] maar hadden nauwelijks oog voor het voedsel zelf. |
De kroniekschrijver Olivier de la Marche, die als één van de Maîtres d’hôtel (hofmeesters) van de hertog ten diepste bij de organisatie was betrokken en er ook een uitvoerig verslag van heeft geschreven, vertelt ons dat hij nauwelijks aandacht aan het voedsel had geschonken, omdat er zoveel andere dingen waren om op te letten. Zijn enige herinnering was dat elke schaal de vorm had van een karos, gevoerd met goud en blauw, die 48 verschillende gerechten bevatte.[10] Andere kroniekschrijvers vertellen dat deze karossen in de vorm van dameszetels met machines uit de zoldering werden neergelaten [11] en dat vier mannen nodig waren om ze naar de tafels te dragen.[12]
Uit de rekening van een timmerman blijkt dat er twintig van dergelijke karossen waren gebouwd,[13] die dus samen 20 x 48 = 960 gerechten bevatten. [9] Agathe Lafortune-Martel, Fête noble en Bourgogne au XVe siècle. Le banquet du Faisan (1454), Aspects politiques, sociaux et rituels, Montréal 1984; en Marie-Thérèse Caron, `17 février 1454: Le Banquet du Voeu du Faisan’, fête de cour et stratégies du pouvoir’, in: Revue du Nord 78 (1996) , pp. 269 – 288.
[10] Mémoires d’Olivier de la Marche, publiés par Henri Beaune et J. d’Arbaumont, II, Paris 1884, pp. 348 – 380, speciaal p. 353. [11] Mémoires de J. du Clercq sur le règne de Philippe le Bon, duc de Bourgogne, publiés par le Baron de Reiffenberg, 2e édition, II, Bruxelles 1835, p. 198. [12] `Chronique de l’abbaye de Floreffes’, in: Le Baron de Reiffenberg, Monuments pour servir à l’histoire des provinces de Namur, de Hainaut et de Luxembourg, VIII, Bruxelles 1848, p. 170. [13] Léon Comte de Laborde, Les ducs de Bourgogne. Études sur les lettres, les arts et l’industrie pendant le XVe siècle et plus particulièrement dans les Pays-Bas et le Duché de Bourgogne, seconde partie, Preuves, tome I, Paris 1849, p. 421 nr. 1531. |
We weten niet hoeveel gasten er waren, maar de kroniekschrijvers zeggen dat het er veel waren, laten we aannemen een paar honderd, die zich verdrongen rondom de drie tafels om de zetstukken te bewonderen die erop stonden. Deze entremets waren gemaakt van was of lood en glas en toonden realistische voorstellingen van levende personages. De drie tafels, van ongelijke lengte, waren in hoefijzervorm opgesteld. Op de hoofdtafel in het midden stonden vier beeldhouwwerken: een kerk in de vorm van een kruis waarin vier levende zangers orgel speelden en zongen; een naakte jongen van was die voortdurend rozenwater piste; een volledig opgetuigd schip met zeelui; en tenslotte een fontein met een standbeeld van Sint Andreas met zijn kruis waarlangs water stroomde naar een weiland dat met bosjes en bloemen was gevuld – het water werd kennelijk ononderbroken rondgepompt.
Op de tweede tafel, de langste van de drie, stonden negen zetstukken, elk nog vernuftiger dan het andere. Het eerste was een geweldige pastei waarin 28 levende muzikanten zaten, die hun spel afwisselden met de koorzangers op de eerste tafel. Al dit wonderbaarlijks is uitvoerig beschreven door Olivier de la Marche, evenals de drie voorstellingen op de derde tafel, de kortste van de drie.[14] Enige van de voornaamste gasten kregen plaats op de zitbanken aan beide kanten langs de twee zijtafels – zeven van hen worden met name genoemd, onder voorzitterschap van Karel de Stoute, de zoon van de hertog [15] – terwijl de hoofdtafel slechts aan één kant zitbanken met bekleding had voor de hertog en zijn naaste verwanten, vijf aan elke kant. De hertog zat op een verhoging onder een geweven baldakijn van zwarte schering met een inslag van gouddraad.[16] Moderne historici die dit feest hebben bestudeerd, hebben zich nooit afgevraagd waar op dergelijke volgeladen tafels plaats was voor het eetgerei van gasten die tegenover elkaar aan tafel zaten en bediend werden. Ook hebben zij geen rekening gehouden met het feit dat de grote meerderheid van de gasten helemaal geen zitplaats aan tafel had, maar deelnam aan een staande receptie. Agathe Lafortune-Martel, in haar boek Fête noble en Bourgogne suggereert dat de mededeling van Olivier de la Marche dat `chacun plat fut fourni de quarante huict manières de mectz’ (iedere schaal bestond uit 48 verschillende gerechten) betekent dat `chaque service comportait plus de quarante mets différents’ (iedere gang meer dan veertig gerechten omvatte).[17] Dit lijkt mij een misverstand: Olivier de la Marche spreekt helemaal niet van gangen (services) maar van schalen (plats) in de vorm van karossen. Deze karossen in de vorm van dameszetels werden uit de zoldering neergelaten voordat ze door vier mannen naar de tafels konden worden gedragen en daarop neergezet binnen het bereik van de gasten, die zich daaruit zelf konden bedienen van het voedsel dat erin zat. Ze moeten een ontelbare hoeveelheid verschillende gerechten hebben bevat, als we de hoveling mogen geloven die een paar dagen na het feest in een brief aan een anonieme vriend zijn tevredenheid betuigde over deze grote gebeurtenis.[18] [14] Olivier de la Marche, Mémoires, II, pp. 349-353.
[15] Mathieu d’Escouchy, Chronique, ed. G. du Fresne de Beaucourt, 3 dln, Paris 1858-1864,II, p.141 [16] Ibidem, II, pp. 131 noot 4. [17] Lafortune-Martel, p. 93. [18] Onuitgegeven brief, vertaald door Richard Vaughan, Philip the Good, the Apogee of Burgundy, London – New York 1970, herdrukt Woodbridge 2004, pp. 144 – 145. |
Tuinfeest aan het Bourgondische Hof. Een overzicht en twee details zijn hier gereproduceerd. Het gaat er spreekwoordelijk Bourgondisch aan toe. Alle gasten zijn in het wit gekleed, de man in het rood lijkt belast met de regie. De details bewijzen dat er geen sprake is van een maaltijd. Aan de sta-tafel kan men wel drank bekomen, waarschijnlijk een gekruide wijn, hipocras geheten. Het kostbare vergulde vaatwerk wordt in een spoelbak met stromend (drink-)water gereinigd. Het schilderij kent twee versies, één in het Château de Versailles en de tweede - hier afgebeeld - in het Musée des Beaux Arts in Dijon. Er is een analyse voorhanden die op talrijke hypothesen is gebaseerd. Vast staat dat het een tuinfeest is aan het Bourgondische Hof, maar de aanleiding varieert naar gelang de interpretatie. De datering is ca. 1430, maar de kopieën zijn jonger. Die uit Parijs is 16de-eeuws, die uit Dijon 17de-eeuws.
Meer weten, klik hier... |
In de hertogelijke rekeningen is een post van 100 pond opgenomen als betaling aan een slager en poelier voor het leveren van verschillende wilde vogels – zoals roerdompen, fazanten, patrijzen en dergelijke – omdat het feest een paar dagen had moeten worden uitgesteld.[19] Waren deze vogels bedoeld voor consumptie of maakten ze deel uit van het ceremonieel van de eedaflegging door de verzamelde hofhouding? De kop van een everzwijn, het symbool bij uitstek van een banket volgens het toneelstuk La condamnation de Banquet en ook volgens het Hollandse bruiloftsfeest van 1369, wordt niet vermeld door Olivier de la Marche of andere kroniekschrijvers. Daarentegen was er wel een wild dier van veel groter allure: een levende leeuw aan een ketting, die het wassen beeld van een halfnaakte dame bewaakte uit wier rechter borst voortdurend een stroom hypocras (gekruide wijn) vloeide zolang het souper duurde.
Hier gebruikte Olivier de la Marche de enige keer het woord souper, voor een feest dat hij verder steeds aanduidde als banquet.[20] Het is niet bekend of er een bekken was geplaatst onder het wassen beeld om de kostbare hypocras op te vangen en aan de gasten uit te delen of dat de vloeiende borst alleen zijn naaste omgeving besprenkelde. Wij weten inderdaad weinig over het gebruik van de dranken in het algemeen. In een hoek van de zaal was een dressoir beladen met kostbaar drinkgerei, een plek die was gereserveerd voor de schenkers.[21] Wat de wijn betreft, was er dus een centraal punt van uitgifte, maar het is niet duidelijk hoe elk van de gasten aan zijn drank kwam. Er wordt geen melding gemaakt van glazen of bekers, en misschien stonden er grote bokalen op de tafels waaruit iedereen een slok kon nemen en die dan weer werden bijgevuld door dienaren. Bij het voortgaan van het feest was er een constante opeenvolging van dramatische opvoeringen, `entremets allants et mouvants’,[22] waarvan de eed van de hertog de climax vormde.[23] Ook werd er door de gasten gedanst, zodat ze zichzelf in beweging konden houden.[23] Aan het eind, ver na middernacht, werden wijn en specerijen geserveerd in zeven dragoeuers, bakjes voor het grootste deel gemaakt van edelstenen, voor de gesuikerde specerijen of confituren.[25] |
Doordat de overgeleverde rekeningen onvolledig en tamelijk willekeurig zijn, hebben we geen zekerheid over de exacte hoeveelheid en samenstelling van het voedsel en de manier van bediening. Het lijkt mij echter duidelijk dat dit niet een feestmaal in de gebruikelijke betekenis was - met dienaren die tussen de tafels door liepen met gerechten en het vlees voorsneden -, maar een viering waarbij de gasten zichzelf bedienden. De meesten van hen hadden helemaal geen zitplaats maar stonden of liepen rond zoals bij een moderne cocktail party. Het voordeel van deze opzet was dat je veel meer gasten kon vermaken dan bij een zittend diner. Je had minder plaats nodig voor de maaltijd als zodanig en kreeg daardoor meer ruimte voor de `entremets’. Het is zeker dat dit een gedenkwaardige gebeurtenis was die door de gasten geweldig op prijs werd gesteld. In de loop der eeuwen ging dat zelfs zover dat het woord voor feesten met deze opzet, `banket’, de naam werd voor extra grote diners, terwijl het in eerste instantie toch niets anders betekende dan een lopend buffet met zelfbediening na afloop van een diner eerder op de dag. Als een extreme vorm daarvan moeten we dit `Banquet des Voeux du Faisan’ van hertog Filips de Goede van Bourgondië beschouwen, op 17 februari 1454 in Rijssel.
|
Gepubliceerd in het Engels als:
Johanna Maria van Winter, `The Medieval Banquet’, in: Petits Propos Culinaires 100, Essays and notes on Food, Cookery and Cookery Books (Prospect Books, Blackawton, Totnes, Devon UK, February 2014), pp. 63 – 70.
Johanna Maria van Winter, `The Medieval Banquet’, in: Petits Propos Culinaires 100, Essays and notes on Food, Cookery and Cookery Books (Prospect Books, Blackawton, Totnes, Devon UK, February 2014), pp. 63 – 70.