Bij het banket in de middeleeuwen leek de handwassing welhaast een reinigingsritueel, rijk aan betekenis.
Het water stroomt uit een kan of een lavabo, want stromend water reinigt, terwijl stilstaand water verontreinigd kan zijn. Het water behoort gekookt te zijn en gekruid met rozemarijn en/of citroen en salie.
Ook voegt men indien mogelijk een hydrolaat toe, dat via distillatie is verkregen. Dankzij de etherische oliën, die deel uitmaken van zo'n hydrolaat geurt het water aangenaam.
De handwassing verwijst ook naar het Evangelie dat beschrijft hoe de Romeinse landvoogd Pontius Pilatus deze gebruikte om aan te geven dat hij zijn handen niet vuil wenste te maken aan de terechtstelling van Jezus. De handwassing, hier verbeeld op het Lyversberger altaar, toont
een knecht in een livrei deels van rood fluweel, dat in 1464/66 toen het altaar werd geschilderd zeldzaam en tamelijk kostbaar was.
Hij schenkt het water uit een metalen kan en vangt het in een metalen schotel op, terwijl hij een doek met ingeweven motieven over arm en schouder draagt om de handen te drogen.